woensdag 20 maart 2013

Flex in het onderwijs


Peiling Abvakabo FNV ‘Flex in het onderwijs’

Abvakabo FNV is de bond voor werknemers in de publieke en semi-publieke sector. We komen op voor de belangen van het onderwijspersoneel. We zetten ons, met de FNV in voor ‘gewoon goed werk’. En wij vinden dat werkgevers alleen gebruik moeten maken van flexibele contracten als dat echt nodig is. Een beperkte flexibele schil, voor het opvangen van pieken in het werk en van ziekte. Werkgever moeten werknemers inkomens- en werkzekerheid bieden. Daarnaast moeten de arbeidsvoorwaarden voor flex-personeel zoveel mogelijk gelijk zijn aan de arbeidsvoorwaarden van vast personeel.
Abvakabo FNV heeft op de Nationale OnderwijsTentoonstelling (NOT) 2013 onder de bezoekers een mini-enquête over flex afgenomen.  
We hebben iets meer dan 200 enquêtes afgenomen onder bezoekers die werken in het onderwijs. De meeste respondenten werken in het po (72%), zijn vrouw (74%), hebben een vast contract (64%) en zijn docent (61%). Een belangrijk doe was om door deze enquête werknemers meer bewust te maken van de verhouding tussen vast en flex en de verschillen in rechtspositie.

  1. Verhouding vaste en tijdelijke contracten
Van degenen die op een school werken met meer tijdelijke dan vaste contracten vindt 54% dit niet goed, teveel tijdelijk. En van degenen die op een school werken met evenveel tijdelijke als vaste contracten vindt ook een groot deel (40%) dat er teveel tijdelijke contracten zijn. Teveel vast wordt ook genoemd; 17% voor scholen met meer vaste dan tijdelijke contracten en 13% voor scholen met evenveel vaste als tijdelijke contracten. Duidelijk komt naar voren dat mensen die werken op een school met meer vaste contracten dat goed vinden; 62%.

  1. Verschillen in rechtspositie
Dat personeel met een vast contract rechtspositioneel anders wordt behandeld dan personeel met een tijdelijk contract is niet algemeen bekend. Veel respondenten hebben daar geen idee van, zeker als het gaat om pensioen (44% vult in ‘weet niet’) en sociale zekerheid (45% vult in ‘weet niet’). De meeste respondenten weten wel dat medewerkers met een vast contract meer ontslagbescherming hebben dan medewerkers met een tijdelijk contract (54%). Een groot deel (95%) vult in dat er geen verschil bestaat in salaris. Dat duidt erop dat in het onderwijs (met name in po) medewerkers met een tijdelijk contract wel onder de cao (en de salarisschalen) vallen. Er wordt weinig gebruik gemaakt van payroll- en uitzendconstructies.

  1. Verschillen geen probleem of onwenselijk?
We vroegen respondenten ook wat zij vinden van de verschillen in rechtspositie tussen vaste en tijdelijke contracten. Een derde (34%) vindt dat de verschillen onwenselijk zijn en moeten verdwijnen. Maar een bijna even groot deel (31%) vindt de verschillen geen probleem, het is nu eenmaal zo. Blijkbaar wordt het geaccepteerd dat die verschillen er zijn en wordt het niet als een probleem gezien.
We hebben ook gekeken naar de relatie van de mening van respondenten over de verschillen in rechtspositie met de leeftijd en met het eigen contract. Daar blijkt uit dat jongeren de verschillen tussen vast en tijdelijk vaker wenselijk vinden en vanaf de leeftijd 41 tot 50 jaar meer mensen die verschillen onwenselijk vinden.
Geënquêteerden die zelf een tijdelijk contract hebben vinden de verschillen onwenselijk. Hebben ze zelf een vast contact dan vindt net iets meer de verschillen wenselijk;

  1. Conclusies
Veel werknemers weten niet dat er verschillen bestaan in rechtspositie tussen vaste en tijdelijke contracten. Net iets meer dan de helft van de werknemers vindt het onwenselijk dat er verschillen bestaan in rechtspositie. Maar er is ook een groot deel dat die verschillen geen probleem vindt, omdat het nu eenmaal zo is. Jongeren geven vaker aan dat de verschillen geen probleem zijn dan werknemers van 41 jaar en ouder. Werknemers die zelf een tijdelijk contract hebben vinden vaker dat verschillen in rechtspositie onwenselijk zijn dan werknemers die een vast contract hebben.

  1. Wat doet Abvakabo FNV?
Abvakabo FNV ziet dat het aandeel flex-contracten toeneemt. Deze trend is ook zichtbaar in het onderwijs, We zien ook dat werkgevers nieuwe constructies verzinnen om personeel goedkoper te maken, door hen niet onder de cao te laten vallen. Abvakabo FNV vindt dat het gebruik van flex-contracten zoveel mogelijk beperkt moet worden en dat in principe iedereen die werkt in de school onder de cao moet vallen. Dit draagt bij aan de kwaliteit van het onderwijs en aan de continuïteit van de school. Ook getuigt het van goed werkgeverschap en het maakt het aantrekkelijker om in het onderwijs te gaan werken.
Veel scholen hebben een flexpool, met name om uitval van personeel vanwege ziekte op te vangen. Abvakabo FNV is niet tegen een flexpool, maar er moeten wel bepaalde voorwaarden gelden. Medewerkers moeten niet jaren achtereen in een flexpool werken, zonder dat de werkgever hen uitzicht biedt op vast werk. En deze medewerkers moeten onder de cao vallen. Ook is Abvakabo FNV tegen het gebruik van nul-urencontracten, omdat medewerkers daarmee te onzeker zijn over werk en inkomen.
Flex-contracten worden steeds vaker geaccepteerd, Abvakabo FNV vindt verschillen in rechtspositie niet acceptabel, zeker niet op het gebied van opleiding, salaris en pensioen-opbouw. Maar ook op gebied van ontslagbescherming en sociale zekerheid moeten de verschillen beperkt worden. Abvakabo FNV voelt zich door de resultaten van deze peiling gesteund.
Wij strijden, samen met de FNV landelijk tegen minder flex-contracten en meer zekerheid over werk en inkomen voor werknemers. Dit is een belangrijk onderwerp op de sociale agenda van de FNV, waarover op dit moment overleg wordt gevoerd met kabinet en werkgevers.
 Ook bij de onderhandelingen over landelijke onderwijs-cao’s zet Abvakabo FNV in op beperking van flex, aanpak van de verschillen tussen vast en flex en meer zekerheid voor werknemers.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten